Stap voor stap naar een duurzame varkenshouderij

Stalmanagement

Een varkenshouder kan in het management keuzes maken die van grote invloed zijn op het dierenwelzijn en de diergezondheid, zoals de speenleeftijd van biggen en de genetica van de varkens, wat een invloed heeft op het natuurlijk gedrag van varkens. Daarnaast heeft ook de omgang met dieren invloed op de staat van het dier. Het management speelt dus een belangrijke rol in het welzijn van de varkens.

man met big

De speenleeftijd in de reguliere varkenshouderij ligt nu wettelijk op 28 dagen. Het verlaten van de speenleeftijd heeft welzijns- en gezondheidsvoordelen voor de biggen.

Uit onderzoek blijkt dat een latere speenleeftijd leidt tot een lager stresslevel, hogere voeropname na het spenen, betere groei, een verbeterde darmgezondheid en minder agressief gedrag.

  • Er wordt gestreefd naar een zo laat mogelijke speenleeftijd om stress bij biggen en zeugen te voorkomen. De gewenste speenleeftijd is minimaal 42 dagen.
  • Een hogere speenleeftijd helpt om de ziektedruk te verlagen en kan leiden tot een lager antibioticagebruik.

Met hergroeperen wordt bedoeld dat varkens worden overgeplaatst naar een andere groep, nadat ze in een eerste groep zijn geplaatst. Hergroeperen kan leiden tot stress en verwondingen. Het voorkomen van het hergroeperen heeft dus een positief effect op diergezondheid en het welzijn. Groeperen van dieren moet wel mogelijk zijn, maar nadat de biggen of vleesvarkens in een groep zijn gezet, is het voordelig om de groepen zo veel mogelijk stabiel te houden.

Als dieren met agressie worden benaderd kan dat leiden tot stress en verwondingen. Met agressie wordt bijvoorbeeld bedoeld: schreeuwen, harde geluiden, onverwachte bewegingen en geweld.

Het tijd nemen voor positieve interactie (zoals krabben of aaien, handmatig voeren) met de varkens kan leiden tot een positieve mens-dier relatie, wat het welzijn van het varken bevordert. Dit helpt ook voor het varken om negatieve handelingen, zoals een injectie, niet negatief te associëren met mensen.

Bij het drijven van varkens is het gebruik van een schotje en geluiden maken meestal nodig. Door de weg van het varken zo in te richten dat varkens durven te lopen, wordt het al makkelijker om ze te verplaatsen. Dit houdt bijvoorbeeld in dat er geen dode hoeken in de looproute zitten en dat de weg altijd breed genoeg is zodat varkens naast elkaar kunnen lopen. Ook is het belangrijk dat de tijd wordt genomen voor het verplaatsen of het laden van de varkens.. In geen geval is het de bedoeling dat er geweld wordt gebruikt, in plaats daarvan moeten alle obstakels worden weggenomen.

Speenleeftijd

Zo blijkt bijvoorbeeld uit literatuur dat een latere speenleeftijd (zeven weken vergeleken met vier weken) voor biggen leidt tot een lagere plasma cortisol (stresshormoon) level op de speendag en een hogere voeropname na het spenen. Kruipvoer (gevoerd vanaf twaalf dagen in dit onderzoek) heeft een positief effect op de voeropname na het spenen bij biggen die na zeven weken worden gespeend en verbetert de darmgezondheid. Biggen vocaliseren tijdens de week na het spenen, waarbij een later speenmoment (vijf weken vs. drie weken) leidt tot een lager aantal vocalisaties (2,3 per minuut vs. 8,2 per minuut respectievelijk) en een lagere frequentie van de vocalisatie (384 HZ vs. 441 Hz). Daarnaast gaan met een eerdere speenleeftijd (drie weken vs. acht weken) een hogere plasma cortisol concentratie, meer agressief en niet-voedend oraal gedrag, en minder speelgedrag. Dit duidt op een hoger stresslevel bij een lagere speenleeftijd voor de big. Een latere speenleeftijd vermindert de stress van de biggen en helpt bij een sneller herstel en groei.

Een onderzoek heeft de speenleeftijd van biggen omhoog gedaan naar negen weken. Deze biggen werden na drie weken in een groepshuisvesting gehouden. Dit werd vergeleken met biggen die na zes weken werden gespeend bij individueel gehuisveste zeugen. De groeisnelheid verschilde niet, alleen de zeugen werden pas berig na het spenen.

In vergelijking met het spenen van biggen op een leeftijd van vijf weken, heeft het spenen op zeven weken voordelen voor de big. Een speenleeftijd van vijf weken leidt tot een kleine afname in de groeisnelheid na het spenen en deze biggen zijn angstiger naar mensen toe in vergelijking met biggen die op zeven weken zijn gespeend. Er is geen verschil in gewichtsverlies, rusteloosheid of agressie richting de big van de zeug tussen het spenen op vijf of zeven weken.

  • Andersen, L., Jensen, K.K., Jensen, K.H., Dybkjar, L., Andersen, B.H. (2000). Weaning age in organic pig production. Ecological Animal Husbandry in the Nordic Countries 2: pp. 119-123.
  • Besluit houders van dieren. (2022, 1 januari). Geraadpleegd van: https://wetten.overheid.nl/BWBR0035217/2022-01-01.
  • Main, R.G., Dritz, S.S., Tokach, M.D., Goodband, R.D., Nelssen, J.L. (2004). Increasing weaning age improves pig performance in a multisite production system. Journal of Animal Science 82(5): pp. 1499-1507.
  • Moeser, A.J., Pohl, C.S., Rajput, M. (2017). Weaning stress and gastrointestinal barrier development: Implications for lifelong gut health in pigs. Animal Nutrition 3(4): pp. 313-321.
  • Van der Meulen, J., Koopmans, S.J., Dekker, R.A., Hoogendoorn, A. (2010). Increasing weaning age of piglets from 4 to 7 weeks reduces stress, increases post-weaning feed intake but does not improve intestinal functionality. Animal 4(10): pp. 1653-1661.
  • Vermeer, H.M. en Binnendijk, G.P. (2012). Verlenging van de zoogperiode in de biologische varkenshouderij ten behoeve van de gezondheid en het welzijn van de biggen. Wageningen Livestock Research: Rapport 650
  • Weary, D.M. en Fraser, D. (1997). Vocal response of piglets to weaning: effect of piglet age. Applied Animal Behaviour Science 54(2-3): pp. 153-160.
  • Worsaae, H. en Schmidt, M. (1980). Plasma cortisol and behaviour in early weaned piglets. Acta Veterinaria Scandinavica 21(4): pp. 640-657.

Niet hergrouperen

  • Driessen, B., Van Beirendonck, S., Buyse, J. (2020). The impact of grouping on skin lesions and meat quality of pig carcasses. Animals 10(4): pp. 544-554. Faucitano, L. (2001). Causes of skin damage to pig carcasses. Canadian Journal of Animal Science 81(1): pp. 39-35.
  • Faucitano, L. (2001). Causes of skin damage to pig carcasses. Canadian Journal of Animal Science 81(1): pp. 39-35.

Geen agressie

  • Arey, D.S. (1999). Time course for the formation and disruption of social organisation in group-housed sows. Applied Animal Behaviour Science 62(2-3): pp. 199-207.
  • Bates, R.O. and Straw, B. (2008). Hernias in growing pigs. Michigan state university pork quarterly 13: pp. 1-4.
  • Hemsworth, P.H., Verge, J., Coleman, G.J. (1996). Conditioned approach-avoidance responses to humans: the ability of pigs to associate feeding and aversive social experiences in the presence of humans with humans. Applied Animal Behaviour Science 50(1): pp. 71-82.
  • Hill, L.R., Huang, S.Y., Gagea, M., (2016). Diaphragmatic Hernia of the Stomach with Gastric Rupture in a Domestic Pig. Comparative Medicine 66(5): pp. 399-404.
  • Jacson, P. and Cockroft, P. (2007). Analgesia, anaesthesia, and surgical procedures in the pig. In: Handbook of Pig Medicine (pp. 230-243). Philadelphia, Pennsylvania: Saunders Elsevier.
  • Molist, F., Van Oostrum, M., Pérez, J.F., Mateos, G.G., Nyachoti, C.M., Van der Aar, P.J. (2014). Relevance of functional properties of dietary fibre in diets for weanling pigs. Animal Feed Science and Technology 189: pp. 1-10.
  • Olczak, K., Nowicki, J., Klocek, C. (2015). Pig behaviour in relation to weather conditions – a review. Annals of Animal Science 15(3): pp. 601-610.
  • Rodenburg, T.B. and Koene, P. (2007). The impact of group size on damaging behaviours, aggression, fear and stress in farm animals. Applied Animal Behaviour Science 103(3-4): pp. 205-214.
  • Scheepens, C.J.M., Tielen, M.J.M., Hessing, M.J.C. (1991). Influence of daily intermittent draught on the health status of weaned piglets. Livestock Production Science 29(2-3): pp. 241-254.
  • Supakorn, C., Stock, J.D., Hostetlet, C., Stalder, K.J. (2017). Prolapse incidence in swine breeding hers is a cause for concern. Open Journal of Veterinary Medicine 7(8): pp. 85-97.
  • Tallet, C., Brajon, S., Devillers, N., Lensink, J. (2018). Pig-human interactions: Creating a positive perception of humans to ensure pig welfare. In: M. Špinka (Ed.), Advances in Pig Welfare (pp. 381-398). Duxford, United Kingdom: Woodhead Publishing.
  • Waiblinger, S. and Spoolder, H.A.M. (2007). Quality of stockpersonship. In: A. Velarde and R. Geers (Eds.), On farm monitoring of pig welfare (pp. 159-166). Wageningen, the Netherlands: Wageningen Academic Publishers.
  • Waynert, D.F., Stookey, J.M., Schwartzkopf-Genswein, K.S., Watts, J.M., Waltz, C.S. (1999). The response of beef cattle to noise during handling. Applied Animal Behaviour Science 62: pp. 27-42.