Stap voor stap naar een duurzame varkenshouderij

Samenstelling voer

De samenstelling van het voer heeft een rol in de circulariteit van de keten. Door de samenstelling van het voer te optimaliseren zodat het varken de ingrediënten en mineralen goed opneemt en dus minder uitscheidt, draagt dit bij aan minder verliezen in de keten en positief aan de circulariteit van de keten. Daarnaast kan de veevoerleverancier bijdragen aan circulariteit door grondstoffen lokaal aan te kopen en reststromen te gebruiken. 

vrachtwagen

Er wordt opgebouwd naar het gebruik van reststromen in het varkensvoer. Andere stromen worden afgebouwd. Zo kan het land wat daarvoor geschikt is worden gebruikt voor het telen van gewassen voor humane consumptie . Voor de gezondheid van de varkens is het wel noodzakelijk dat deze reststromen worden aangevuld met vitamines, mineralen en essentiële aminozuren, zo'n 5% van het voer. Het voeren van varkens op reststromen kan gevolgen hebben voor de gezondheid, waarbij moet worden gelet op eventuele verontreinigingen van fysische en chemische residuen en bestrijdingsmiddelen. 
 
In de circulaire varkenshouderij van de toekomst is het niet meer nodig om gewassen speciaal voor varkensvoer te telen. Rotatiegewassen blijven noodzakelijk voor bodemvruchtbaarheid. Dit zijn vaak stikstofbindende gewassen of gewassen die ten goede komen aan het organische stofgehalte in de bodem. Op dit moment gaan rotatiegewassen vaak naar de varkenshouderij, maar er kunnen ook rotatiegewassen gebruikt worden die geschikt zijn voor humane consumptie. Als de kwaliteit van het gewas te laag is, kan deze wel als reststroom worden verwerkt in varkensvoer. Onder reststromen wordt verstaan:

Co-producten humane gewassen

Co-producten zijn producten die vrijkomen als nevenstroom ten gevolge van de productie van een hoofdproduct. Denk dan bijvoorbeeld aan bierborstel bij de productie van bier, tarwezetmeel bij de productie van glucose en wei bij de productie van kaas.  
Het kan zo zijn dat de vraag naar de nevenstroom de productie (economisch) gaat sturen, zoals het geval is bij sojaschroot. In dat geval geldt dat product niet als reststroom. 


Reststromen levensmiddelenindustrie 

Reststromen uit de levensmiddelenmiddelenindustrie zijn producten die zijn geproduceerd voor consumptie door mensen, maar waarvan de kwaliteit te laag is. Een te lage kwaliteit kan komen door een productiestoring, dat het product niet correct is (bijvoorbeeld gebroken koekjes of chips met een afwijkende kleur), doordat de houdbaarheid van het product is verlopen of omdat het niet meer voldoet aan de versheidseisen. Deze reststromen zijn niet geschikt als bodemverbeteraar. 
Reststromen glucose industrie (papier) 
Dit zijn eetbare restromen uit de papierindustrie, die niet geschikt zijn als bodemverbeteraar. 

Reststromen bio-ethanolindustrie 

Dit zijn eetbare restromen, zoals distiller grains, uit de bio-ethanolindustrie, die niet geschikt zijn als bodemverbeteraar. In een circulaire productie van bio-ethanol worden alleen grondstoffen gebruikt waar niets beters mee gedaan kan worden, dus die niet rechtstreeks kunnen worden ingezet als veevoer. Het product uit een circulaire bio-ethanolindustrie wordt gebruikt voor toepassingen waar het zoveel mogelijk milieuwinst oplevert. Als de bio-ethanol zo wordt geproduceerd en ingezet, passen de reststromen daarvan goed in een circulair varkensvoer.  

Diermeel  

Het gebruik van diermeel is in 2021 onder voorwaarden toegestaan door de Europese Unie. Diermeel bestaat uit slachtmateriaal (zoals vet, vlees, organen, botten, bloed en veren) en is afkomstig van goedgekeurde dieren die door mensen worden gegeten. Diermeel is voor varkens een belangrijke eiwit- en mineralenbron. In Nederland gebruiken we op dit moment nog geen diermeel in veevoer, maar dit past wel in een circulaire varkenshouderij. Op dit moment is swill nog niet toegestaan als product voor diervoer. Swill bestaat uit keukenafval en voedselresten. Als het wel wordt toegestaan, is ook swill een waardevolle grondstof voor varkensvoer. omdat er een lager land- en watergebruik is en ook een lagere uitstoot van broeikasgassen. De verwachting is dat voor 2050 swill als een veilige en goede reststroom kan worden ingezet. Dit zorgt ook voor een grotere beschikbaarheid van reststromen. 

Innovatieve eiwitbronnen 

Hieronder wordt bijvoorbeeld verstaan: insecten, kroos en algen. Ook bacterieel eiwit gekweekt op het water van luchtwassers is een goed alternatief voor eiwit in varkensvoer. Dit luchtwaswater is niet alleen beschikbaar op de boerderij (zolang luchtwassers nodig zijn) maar ook juist vanuit de industrie, waarbij er veel luchtwaswater vrij komt. Hier ligt een grote kans om bacterieel eiwit te kweken.

  • Voor een circulaire keten wordt er prioriteit gegeven aan het voeren van reststromen boven lokaal voer. Het liefst worden de reststromen lokaal gehaald, maar mocht er een afweging zijn tussen reststromen van binnen Europa halen of stromen gebruiken die mensen ook kunnen eten van binnen 200 km, dan gaat de voorkeur naar reststromen. In een circulaire varkenshouderij is het namelijk belangrijker dat reststromen goed en efficiënt worden benut dan dat dit voer uit een straal van 200 kilometer komt.
  • Dit komt overeen met droogvoer van reststromen kopen van voerleverancier. 

Voor een varken is het makkelijker om de fosfor uit een eiwitbron met veel vrije fosfor op te nemen dan uit een eiwitbron waarin de fosfor gebonden is. Door een eiwitbron met veel vrije fosfor te gebruiken, wordt er minder fosfaat uitgescheiden. Dit draagt bij aan minder verliezen in de keten. 

  • Dit komt overeen met samenstelling voer – eiwitbron met veel vrije fosfor gebruiken.  

Door producten met een hogere verteerbaarheid van fosfor te gebruiken, wordt er minder fosfaat uitgescheiden. 

  • Dit komt overeen met samenstelling voer – verteerbaar fosforgehalte verhogen.  

Door het verteerbaar eiwitgehalte in het voer te verhogen, kan het varken het eiwit in het voer beter opnemen en komt er minder stikstof in de mest. Dit draagt bij aan minder verliezen in de keten. 

  • Dit komt overeen met samenstelling voer – verteerbaar eiwitgehalte verhogen.  

Door het toevoegen van additieven, zoals calcium, fytase, etc. kunnen mineralen beter worden opgenomen en wordt er minder stikstof en fosfaat uitgescheiden. 

  • Dit komt overeen met samenstelling voer (stikstof)– additieven toevoegen. En samenstelling voer (fosfaat)– additieven toevoegen. 

Als te veel koper en zink wordt gevoerd, kan niet alles door het varken worden opgenomen. Koper en zink kunnen daardoor via de mest in de bodem terecht komen, wat schadelijk is voor de omgeving. De samenstelling van het voer kan worden aangepast, zodat er een optimale hoeveelheid koper en zink wordt gevoerd. De beschikbaarheid van koper en zink in het voer zijn daarbij belangrijk, bij betere beschikbaarheid kan het beter worden opgenomen door het varken. In laagwaardigere reststromen kan de beschikbaarheid lager zijn en moet er meer koper en zink aan het voer worden toegevoegd. Bij een hoogwaardige reststroom kan het zijn dat er helemaal geen koper en zink hoeft te worden toegevoegd. Een koper- en zinkreductie in het voer is nodig om de kringlopen te sluiten. Het is wel belangrijk voor de gezondheid dat varkens, specifiek (gespeende) biggen, voldoende koper en zink binnenkrijgen.  
 
Hoge koper gehaltes stimuleren groei vanwege de antimicrobiële effecten en de interactie tussen koper en zink, waarbij de zink concentratie in het lichaam door koper verbeterd wordt. Koper is een bestanddeel van veel enzymen, dus er moet voldoende koper beschikbaar zijn. Aan de andere kant is een te hoog koper gehalte ook niet gezond. Te veel koper kan leiden tot zink tekort, net als te veel zink kan leiden tot een tekort aan koper. Zink is essentieel bij groei, toename van het aantal cellen en het functie geven aan cellen, kortom het goed functioneren van het dier. De benodigde hoeveelheid is het hoogste bij snel groeiende dieren.  
 
De koper- en zinkbehoefte van varkens varieert met de leeftijd van de dieren. Daarnaast is bekend dat een lagere koper- en zinkgehalte (15 en 20 mg per kg voer respectievelijk) in voer dan de norm van de Europese Unie (25 en 120 mg per kg voer respectievelijk) geen gevolgen heeft voor de groei van het varken en de kaskaskwaliteit. Dit heeft tegelijk als voordeel dat er minder mineralen via de mest worden uitgestoten.  
Andere mineralen hebben invloed op de opname van koper en zink. Fytase verlaagt de absorptie van zink en koper. Ook calcium en ijzer verlagen de beschikbaarheid van sporenelementen. Koper reduceert de absorptie van ijzer.  
 
Het is de bedoeling dat de koper- en zinkgehaltes in het voer worden geminimaliseerd. Teveel aan koper en zink komt namelijk via de mest in de bodem terecht komt waardoor de bodem verontreinigd wordt. Daarnaast is een te grote hoeveelheid koper en zink ook niet goed voor de gezondheid van het varken. Er zijn in onderstaande tabel richtlijnen opgesteld aan de hand van literatuur en praktijk voor een maximale koper- en zinkgehalte in het voer, of voor biggen per dag. In de bronnen is meer informatie te vinden over hoe deze waarden tot stand zijn gekomen. 
 
In bepaalde fasen van het leven van een big en zeug is de koper- en zinkconcentratie minder stabiel en is de voeropname niet hoog genoeg. Voor de gezondheid is het in die gevallen belangrijk dat de dieren wel voldoende koper en zink binnenkrijgen. Hierdoor is, zeker voor biggen, een maximale hoeveelheid per kg voer niet handig. De richtlijnen voor biggen zijn daarom gericht op dagelijkse benodigdheden in plaats van concentratie in het voer. Dit wordt dan ook aangehouden bij de richtlijnen in onderstaande tabel. De kritieke periodes van een zeug zijn de dekking, het werpen en de eerste fase van de lactatie. In uitzonderingssituaties moeten zeugen in de kritieke fases, maar ook biggen en vleesvarkens, hogere concentraties koper en zink krijgen dan in Tabel 1 staan beschreven. Verstandig is dan om dit in overleg/op voorschrift van de dierenarts te doen. Daartegenover kan met het juiste management de hoeveelheid koper en zink in het voer lager zijn dan de maximale hoeveelheid in onderstaande tabel.  

Richtlijnen voor maximale koper en zink opname per dag, of gehaltes per kg voer:

  Max koper Max zink
Big (7-11 kg) 3 mg / dag 9 mg / dag
Gespeende big 3 mg / dag 12 mg / dag
Vleesvarken 10 mg / kg voer 60 mg / kg voer
Zeug (dracht) 10 mg / kg voer 75 mg / kg voer
Zeug (lactatie) 13 mg / kg voer 100 mg / kg voer

Om de mineralenkringloop lokaal te sluiten, met zo min mogelijk verliezen, komt het voer van dichtbij. Hiervoor wordt in 2050 een straal van 200 kilometer rond de voerfabriek aangehouden. Als gevolg hiervan wordt geen voer meer geïmporteerd van buiten Europa. Die import zorgt nu voor een mineralenoverschot in Nederland, maar op de plek van de voerproductie juist voor een mineralentekort.  
Deze 200 kilometer is nu nog niet realistisch, maar je werkt hier in stappen naartoe. Hierbij zou een eerste stap kunnen zijn om het voer uit Europa te halen. Als er genoeg lokale alternatieven zijn, bijvoorbeeld voor sojaschroot, wordt gestreefd om het voer uit noordwest Europa te halen en vervolgens binnen een straal van 200 km van de voerfabriek.  
 
Op dit moment zijn er verschillende alternatieve bronnen van eiwit bekend of zelfs al beschikbaar, zoals algen, kroos, insecten en diermeel. Deze vervangers zijn nu nog duur, maar zijn wel goede reststromen die benut kunnen worden. De verwachting is dat dit in 2050 zeker mogelijk is.  
De grondstoffen van sommige reststromen, zoals chocoladekoekjes, kunnen of worden niet binnen 200 km van de varkenshouder geteeld. De volgende vuistregel wordt daarbij aangehouden: Co-producten worden binnen 200 km van de veevoerfabriek geteeld. Reststromen uit de humane voedingsmiddelenindustrie worden binnen 200 km van de veevoerfabriek geproduceerd.

  • Dit komt overeen met lokaal voer uit een straal van 200 km. 

Koper- en zinkgehalte verlagen

  • Blaabjerg, K. en Poulsen, H.D. (2017). The use of zinc and copper in pig production. DCA-Nationalt Center for Jordburg og F Fødevarer.
  • Davis, M.E., Maxwell, C.V., Brown, D.C., De Rodas, B.Z., Johnson, Z.B., Kegley, E.B., Hellwig, D.H., Dvorak, R.A. (2002). Effect of dietary mannan oligosaccharides and(or) pharmacological additions of copper sulfate on growth performance and immunocompetence of weanling and growing/finishing pigs. Journal of Animal Science 80(11): pp. 2887-2894.
  • Espinosa, C.D. en Stein, H.H. (2021). Digestibility and metabolism of copper in diets for pigs and influence of dietary copper on growth performance, intestinal health, and overall immune status: a review. Journal of Animal Science and Biotechnology 12(1): pp. 1-12.
  • Gipp, W.F., Pond, W.G., Kallfelz, F.A., Tasker, J.B., Van Campen, D.R., Krook, L., Visek, W.J. (1974). Effect of dietary copper, iron and ascorbic acid levels on hematology, blood and tissue copper, iron and zinc concentrations and 64Cu and 59Fe metabolism in young pigs. The Journal of Nutrition 104(5): pp. 532-541.
  • Lönnerdal, B. 2000. Dietary factors influencing zinc absorption. The Journal of Nutrition 130(5): pp. 1378S-1383S.
  • Poulsen, H.D. (1998). Zinc and copper as feed additives, growth factors or unwanted environmental factors. Journal of Animal and Feed Science 7: pp. 135-142.
  • Villagómez-Estrada, S., Pérez, J.F., Van Kuijk, S., Melo-Durán, D., Karimirad, R., Solà-Oriol, D. (2020). Effects of two zinc supplementation levels and two zinc and copper sources with different solubility characteristics on the growth performance, carcass characteristics and digestibility of growing-finishing pigs. Animal Physiology and Animal Nutrition 105(1): pp. 59-71.

Achtergrond informatie koper- en zinkgehalte verlagen

In de tabel zijn de waardes voor koper en zink gevonden in de literatuur en de praktijk naast elkaar gezet. Hieruit zijn de richtlijnen van een maximale koper- en zinkgehalte afgeleid. Bij biggen wordt de koper en zink hoeveelheid per dag aangehouden, omdat de voeropname bij biggen varieert en het gaat om wat ze binnenkrijgen. Het gehalte in het voer kan hoger liggen om deze opname te garanderen.

Sommige onderzochte waarden in de literatuur zijn hoger dan de waarden die nu worden gevoerd in de praktijk. In dat geval is de waarde uit de praktijk aangehouden, omdat in de praktijk is gebleken dat deze waarde genoeg is om de dieren gezond te houden. Dit is bijvoorbeeld het geval bij het zinkgehalte in het voer van drachtige zeugen. Aan de andere kant waren soms de waarden uit de literatuur lager dan het gehalte dat in de praktijk gegeven is. Uit de literatuur is gebleken dat deze lagere waarde geen negatieve gevolgen hebben voor de gezondheid van de dieren. In de praktijk vergt dit soms een aanpassing en wordt dit nog niet altijd geïmplementeerd. De richtlijn is om wel naar de literatuurwaarde toe te gaan, omdat is gebleken dat een lager gehalte mogelijk is, zonder de gezondheid van de varkens in gevaar te brengen.

Natuurlijk is het hierbij belangrijk dat er in kritieke periodes koper- en zink bijgevoerd mag worden, op voorschrift van de dierenarts. Dit moet altijd mogelijk zijn.

Koper en zink gehalten in het voer of per dag. Dikgedrukt geeft de voorkeur.

  Koper       Zink      
  Literatuur   Praktijk Doel Literatuur   Praktijk Doel
  Mg / kg voer Mg / dag Mg / kg voer Max. Mg / kg voer Mg / dag Mg / kg voer Max.
Big (7-11 kg) 5-10 1,44-2,81 70 3 / dag 4,68 9 100-120 9 / dag
Gespeende big - 2-3 70 3 / dag - 10-12 100-120 12 / dag
Vleesvarken 3-6, 8-10 - 15 10 / kg 50-60, 80, 100 - 60 60 / kg
Zeug (dracht) 6-10 - 12 10 / kg 100, 83 beter dan 33 - 75 75 / kg
Zeug (lactatie) 20 - 13 13 / kg 100, 83 beter dan 33 - 115 100 / kg
  • Blaabjerg, K. en Poulsen, H.D. (2017). The use of zinc and copper in pig production. DCA-Nationalt Center for Jordburg og F Fødevarer.
  • Espinosa, C.D. en Stein, H.H. (2021). Digestibility and metabolism of copper in diets for pigs and influence of dietary copper on growth performance, intestinal health, and overall immune status: a review. Journal of Animal Science and Biotechnology 12(1): pp. 1-12.
  • Hedges, J. D., Kornegay, E. T., & Thomas, H. R. (1976). Comparison of dietary zinc levels for reproducing sows and the effect of dietary zinc and calcium on the subsequent performance of their progeny. Journal of Animal Science 43(2): pp. 453-463.
  • Hill, G.M., Miller, E.R., Ku, P.K. (1983). Effect of dietary zinc levels on mineral concentration in milk. Journal of Animal Science 57(1): pp. 123-129.
    National Research Council (2012). Nutrient Requirements of Swine, 11th ed.. Washington, D.C. National Academies Press.
  • Poulsen, H.D. (1993). Minerals for sows. Significance of main effects and interactions on performance and biochemical traits. [PhD thesis]. The Royal Veterinary and Agricultural University, Copenhagen, 149 pp.
  • Villagómez-Estrada, S., Pérez, J.F., Van Kuijk, S., Melo-Durán, D., Karimirad, R., Solà-Oriol, D. (2020). Effects of two zinc supplementation levels and two zinc and copper sources with different solubility characteristics on the growth performance, carcass characteristics and digestibility of growing-finishing pigs. Animal Physiology and Animal Nutrition 105(1): pp. 59-71.
  • Zhou, W., Kornegay, E.T., Lindemann, M.D., Swinkels, J.W.G.M., Welten, M.K., Wong, E.A. (1994). Stimulation of growth by intravenous injection of copper in weanling pigs. Journal of Animal Science 72(9): pp. 2395-2403.

Verder aan de slag met 'Veevoerleverancier '

bloemenwei